zaterdag 17 mei 2008

100 jaar eenzaamheid

Let op mijn woorden: solitude is de nieuwe attitude. Vooral populair onder gezapig gespensioneerde migranten, met blokjeshemden en beige broeken die hun licht donkerdere teint accentueren. Om hun dagen te vullen reizen ze rond met het openbaar vervoer. En bieden ze kleine meisjes snoepjes aan. Of een huwelijk. De naam van hun patroonheilige? Gabriel Garcia Márquez.

Gisteren zat ik rustig te wachten op mijn bus aan één van de perrons van het Zuidstation. Nu is dat rond 23u 's avonds ook niet mijn favoriete plaats, maar het ligt in een behoorlijk levendige buurt. Je bent er beter af dan bij pakweg het Noordstation. Daar sluipen rond middernacht vooral onbevreesden en gluiperds rond. Enfin, niet dat dat ertoe doet, aangezien het amper 19u was toen ik mijn achterwerk bevallig op een bank neervlijde. Mijn punt is dat het Zuid - in tegenstelling tot het Noord, waar de verlaten zakenwijk een nogal akelige indruk achterlaat - tegen een buurt aanligt waar nog een redelijk volkse sfeer heerst. De oude mannen zitten er samen op stoepen en vrouw slaan praatjes met elkaar terwijl ze zich door hun ramen buigen om hun tapijten uit te kloppen - een beweging die ze later op de avond nog eens simultaan kunnen oefenen, nadat de eigenaar van de buurtwinkel is komen aanbellen, hun krols kroost, betrapt op suiker stelen en andere vrijbuiterijen, aan de oren vasthoudend. Allemaal best gezellig. Net als de mix van talen die je overal hoort. Mensen praten hier af en toe met wildvreemden. (De horror!) Ik vind het doorgaans helemaal niet vervelend wanneer mensen een gesprek initiëren, al zou ik me er zelf nooit aan wagen. Soms kom je op die manier nog leuke types tegen en je leert dan al eens iets bij: vorige week heeft een Congolese oma me verteld dat zwarte kindjes soms wit geboren worden. Ik dacht dat ze me blaasjes wijsmaakte (zeker toen ik er later op het wereldwijze web niets over terugvond), maar het is echt waar. Dixit mama.

Dat aanspreken moet echter ook niet uit de hand lopen. Irritant wordt het wanneer overmoedige jongens je als een gratis stoephoer behandelen en je zo snel mogelijk in hun auto willen lokken, of je nummer proberen los te peuteren. Daar wordt geen enkel middel voor geschuwd: aandringen op koffie, exclamaties over je vermeende schoonheid (kom jongens, ik sta slechts op 4 in de Hot Babe Scale), hun nummer in je zak proppen, zeggen hoeveel ze van je houden en dat ze met je willen trouwen - waardoor een gemiddeld meisje het vandaag de dag uiteraard nog benauwder krijgt. Bovendien schat ik de kans dat ik trouw met iemand die me op straat aansprak om lustgerelateerde redenen ongeveer zo groot als de kans dat ik me ooit in de echt verenig met Radhakant Bajpai, wereldrecordhouder langste oorhaar. Zelfs achtervolgingsoffensieven heb ik meegemaakt. Gelukkig word ik niet rap bang en heb ik nog nooit deodorant in iemands ogen moeten spuiten. (Aan pepperspray zou ik me niet wagen, aangezien dat onvermijdelijk een weerslag heeft, zo niet in je eigen ogen, dan wel op je keel. En je kan dat niet zomaar wegspoelen, want je speeksel proeft vies en spuw je liefst uit, en voor zover ik weet is het voor de keel fysisch onmogelijk tranen te produceren.) Oude mensen kunnen ook een beetje ergerlijk zijn, maar daarvan weet je tenminste dat ze zich gewoon eenzaam voelen en geen bijbedoelingen hebben. Ze zijn een beetje als de homo's waarvan hippiedames het niet erg vinden dat ze aan hun borsten zitten, omdat het hun toch niets doet. Ouderen van dagen zijn de anders-seksueel-georiënteerden van de bushaltekennissen. Dacht ik. Tot gisteren mijn wereld op losse schroeven kwam te staan.

Me van geen kwaad bewust verdiepte ik me in Herinneringen aan mijn droeve hoeren van Marquez toen een oude man op leeftijd, laat ik hem voor het gemak Pablo noemen, naast mij kwam staan. Bij het zien van de foto en de naam op de kaft verzeilde hij in iets dat ik alleen maar kan benoemen als een zuiders delirium. Enthousiast begon hij in het Spaans tegen me te ratelen, wat ik enigszins gelaten onderging, aangezien mijn Spaans zich beperkt tot Que si, que no, Que nunca te decides en Vamos a la playa. Vervolgens omhelsde hij me en gaf hij me drie kussen, onderwijl aandringend dat ik hém er een moest geven. Dat deed ik dan maar, aangezien ik het wel lief vond dat zo'n oude kerel zich zo kon opwinden (op een niet-seksuele manier) over een boek. Eentje is geentje moet Pablo echter gedacht hebben, want in de komende twintig minuten speelde hij het klaar om maar liefst 13 keer zijn lippen op mijn wangen te planten, en me ook nog twee zoenen te ontfutselen. Bij mijn foetale ontwikkeling moet iets misgelopen zijn, want ik heb geen ruggengraat en kreeg het dus ook niet over mijn hart om hem simpelweg te negeren. Na een regelmatig stilvallend gesprek en enkele klunzige omhelzingen, volgde Pablo me de bus op. Hij plaatste zich naast me en deed maar liefst 4 pogingen om zijn hand op mijn dij te leggen. Toen hij begon te spreken over met me meegaan naar huis en uitspraken deed als 'Toi et moi, c'est bon, non? On ne peut pas se marier?' begon ik een beetje ongerust te worden. Een hyena op pensioen is misschien niet meer zo gevaarlijk, maar dat wil niet zeggen dat de ouders van een geviseerde gazelle hem in hun huis willen verwelkomen. Toen ik dan maar mezelf forceerde (want ik ben veel te zachtaardig), zijn arm van mijn schouders plukte en vroeg: 'Vous descendez où?' moet hij het eindelijk doorgehad hebben en na nog drie laatste natte lebbers stapte hij af.

Wat heeft Marquez daar nu concreter mee te maken? De eerste zin van de roman: Voor mijn negentigste verjaardag, wilde ik mezelf trakteren op een waanzinnige liefdesnacht met een jonge maagd. Nice try, Pablo. Nice try.

Geen opmerkingen: